Diploma Democratie

In haar rapport Lage Drempels, Hoge Dijken stelde de Staatscommissie Parlementair Stelsel (Commissie Remkes) dat ‘de maatschappelijke realiteit laat zien dat de parlementaire democratie op dit moment niet voor iedereen even goed werkt en dat burgers voor wie de democratie minder goed werkt, dreigen af te haken op de politiek of al afgehaakt zijn’.


De Commissie Remkes wees daarbij met name op de groeiende maatschappelijke tweedeling tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen mensen met een hoog dan wel laag inkomen.


Groepen burgers uit met name die lagere opleidings- en inkomensklassen zouden getypeerd kunnen worden als ‘boze afakers’ en ‘kwetsbare buitenstaanders’.


Zij zouden zich politiek nauwelijks meer vertegenwoordigd voelen in ons representatief systeem, ontevreden zijn met politiek en politici en afgeknapt zijn op politieke participatie.

Enigszins chargerend gesteld leidt de maatschappelijke tweedeling tot een duidelijke tegenstelling qua waardenoriëntatie en praktische politiek tussen enerzijds een doorgaans hoger opgeleid volksdeel en anderzijds een doorgaans lager opgeleid volksdeel. Een omvangrijke middengroep bevindt zich er tussenin.


Dat zijn tekenen die wijzen op een toename van maatschappelijke polarisatie die op termijn kan leiden tot erosie van het draagvlak voor de democratie

Diversiteit? Dan ook meer lageropgeleiden in de politiek

De verschillen in onvrede tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen mensen met een hoog dan wel laag inkomen nemen de laatste jaren toe. De scheidslijn tussen deze groepen wordt op dit punt dus scherper.


Sinds het begin van deze eeuw is er een groeiende groep relatief laagopgeleide kiezers met weinig tot geen vertrouwen in de politiek en een beperkte politieke interesse. Zij voelen zich niet vertegenwoordigd, zijn ontevreden over politici en politieke partijen, ze vinden één keer in de vier jaar stemmen niet genoeg en menen dat ‘de macht terug moet naar het volk’.


Deze groep scoort lager dan gemiddeld op het gebied van politieke participatie en sommigen zijn ‘afgeknapt’ op de politiek. In onderzoek naar typen niet-stemmers zijn het vooral de ‘boze afakers’ en de ‘kwetsbare buitenstaanders’ die blijk geven van gebrek aan vertrouwen in de politiek.


Bij ‘boze afakers’ is vaker sprake van politieke negativiteit, bij ‘kwetsbare buitenstaanders’ gaat het vaker om een gebrek aan interesse.’

Is er sprake van de val

van de middenklasse?

In tegenspraak tot veel verontrustende verhalen is er geen sprake van dat het middensegment van de Nederlandse samenleving wordt uitgehold of in verval is geraakt. Middengroepen weten in meerderheid hun positie te handhaven en sociale daling te voorkomen.


Dat doen zij door harder te werken in meer onzekere omstandigheden. Zij hebben vaker twee inkomens per gezin nodig, moeten rekening houden met de fexibiliteit en tijdelijkheid van werk, dienen werk en zorgtaken te combineren, en meer zelfredzaamheid aan de dag te leggen om risico’s het hoofd te bieden.


Dit alles gaat gepaard met toenemende gevoelens van onzekerheid. ‘aan het vooruitgangsoptimisme van middengroepen een einde is gekomen. Middengroepen moeten zich extra inspannen om hun positie te handhaven en sociale daling te voorkomen.

De belangrijkste bedreigingen voor het middensegment zijn:


  1. de afgenomen waarde van een middelbare opleiding,
  2. het verdwijnen van routinematige administratieve functies en de groei van laagbetaalde dienstenbanen, en
  3. een afalvend middensegment uitgaande van markt- of bruto-inkomens.


Mbo’ers zijn in hun opvattingen over de politiek en maatschappelijke kwesties sterk op lager opgeleiden gaan lijken. Dat geldt ook voor gevoelens van onbehagen en het gevoel geen grip te hebben op de eigen toekomst. Zij zijn zeer kritisch over immigratie, open grenzen, en hebben een gering vertrouwen in de EU en de Tweede Kamer’. 

Onderwijsongelijkheid produceert politieke ongelijkheid’

De voorkeuren en belangen van hoogopgeleiden klinken voor 94% door in het beleid, die van lageropgeleiden slechts voor 54%.


Niet alleen komen in een ‘diplomademocratie’ de voorkeuren en opvattingen van de bestuurders en politici overeen met die van hoogopgeleiden, ‘de meningen van verschillende opleidingsgroepen blijken ook ongelijk te worden weerspiegeld in daadwerkelijk beleid’


Er is sprake van ‘ongelijkheid in beleidsvertegenwoordiging’: overheidsbeleid sluit veel beter aan op de voorkeuren van hoogopgeleiden dan op die van middelbaar en lager opgeleide Nederlanders.


‘Onderwijsongelijkheid produceert politieke ongelijkheid’.


Er is sprake van ’gescheiden werelden’ tussen hoog en laagopgeleiden, waar het gaat om sociale contacten en vriendschappen, sportbeoefening en wonen.


Opleiding is de nieuwe sociale scheidslijn.

Sinds de opmars van het hoger onderwijs, is de homogamie (het onderling trouwen) van hoogopgeleiden explosief gestegen naar 85%. Slechts in 2 op de 1000 gevallen zien we iemand van het wetenschappelijk onderwijs trouwen met iemand met lager onderwijs.


Er is een nieuwe standenmaatschappij aan het ontstaan, waarbij het meritocratisch ethos en ideaal de dominante positie van hogeropgeleiden legitimeert. Lager en middelbaaropgeleiden blijken over de hele linie een grotere onzekerheid te ervaren: op de arbeidsmarkt, de huizenmarkt en de huwelijksmarkt.


Tegen deze achtergrond is een opstand van ‘moderniseringsverliezers’ verklaarbaar. Een opstand van de verliezers van de meritocratie, de globalisering en een kenniseconomie louter voor academici.


Evenzeer geldt dat voor een opstand van perifere plekken, waarvandaan een braindrain van hogeropgeleide jongeren plaatsvindt naar de meer bruisende universiteitssteden, krimp achterlatend.